Youp Van 't Hek - De Waker De Slaper De Dromer / Mond Vol Tanden + Oudejaarsconferentie 1999
Kenmerken
- Conditie
- Zo goed als nieuw
- Levering
- Niet van toepassing
Omschrijving
Hun studentenhuis heette De Ouwe Schuit en wie bij de club wilde horen, moest de laatste zin van het spannende jeugdboek 7 Jongens en 'n Oude Schuit van A.C.C. de Vletter uit zijn hoofd kennen ?dè zin die eindigt met de terugblik op "een tochtje waarop ze veel geleerd, veel gezien en veel ondervonden hadden, een tocht die een band had gevlochten, welke niet spoedig verbroken werd." Zo dachten ze 25 jaar gelden in het leven te staan, in het verhaal dat de basis vormt van de nieuwe voorstelling van Youp van 't Hek. Ze waren, zegt hij, al realistisch genoeg om te weten dat het niet zou lukken de wereld te verbeteren. Maar wel waren ze vast van plan in meer dan één opzicht de buren wakker te houden. En ze wisten niet dat er een wereld zou komen waarin hun lawaai zou worden gesmoord in isolatiesubsidie. De Wake r, De Slaper & De Dromer, naar de drie hoofdpersonen uit die imaginaire club van zeven, is gesitueerd in de grote kamer van het studentenhuis waar de ik-figuur als enige is blijven wonen. Het is er een schilderachtige beestenboel, want gisteravond hebben ze weer hun jaarlijkse reünie gehad. De meesten van hen hebben gezinnen, banen en huizen en herkennen zich in wat Van 't Hek omschrijft als: "Je zit wel eens in een restaurant met je vrouw en aan een ander tafeltje is 't wèl leuk." Destijds wou niemand in de rat race en nu rennen ze er bijna allemaal amechtig in mee. Op één na, in zijn verhaal, maar met die ene vriend die zichzelf trouw bleef, loopt het dan ook slecht af. Dat is zijn thema, en daar blijft hij lawaai over maken. De vergelijking met 25 jaar geleden, toen het 1973 was, geeft hem bovendien de kans honend te vertellen dat er toen nog socialisten en gewetensvragen bestonden ? en bereidwillig biedt hij de jongeren in de zaal aan even uit te leggen wat dat waren. H i j heeft het over landen waar je toen om principiële redenen niet op vakantie ging, en het is typerend dat er nauwelijks wordt gereageerd als hij daarna quasi-achteloos verwijst naar de komende voetbalwedstrijd Nederland-Nigeria. Het is, zegt hij even later, alsof tegenwoordig niet alleen de auto's maar ook de mensen gemodelleerd uit een windtunnel komen. Als altijd is Youp van 't Hek heer en meester over zijn voostelling. Hij temt en zweept op, glundert van de voorpret over wat er nog komt, loopt met groot gemak zijn raamvertelling in en uit, weet te meppen en samen te zweren, en kan in een paar woorden samenballen wat hij bedoelt (bijvoorbeeld door de zorgeloosheid van 1973 te beschrijven als "condoomloos zoenen"). Op zijn best is hij grof en poëtisch tegelijk, als een schreeuwende romanticus die met zijn gruizige stem graag een melancholiek liedje zingt en meteen daarna de vuisten balt voor het hardere werk. Minder snel dan bij vorige programma's was ik ditmaal geïntr ig e er d door het verloop van het verhaal ? misschien omdat Van 't Hek aanvankelijk vooral lijkt te preluderen op de verburgerlijking die voor zijn oude vrienden onherroepelijk zal volgen. Maar als hij na de pauze over die ene uitzondering begint, blijkt dat hij weer ruimschoots genoeg heeft opgebouwd om van de schrijnende wending een hartstochtelijk statement te maken. Het finalelied, over de noodzaak lawaai te blijven maken, volgt dan als een moraal om ter harte te nemen. NRC Handelsblad, 17 april 1998