MarktPlaza

Yann Queffélec - Verdwenen in De Nacht (Hardcover/Gebonden)

101x bekeken
9 jaar geleden geplaatst

Kenmerken

Conditie
Zo goed als nieuw
Levering
Niet van toepassing

Omschrijving

Op grond van deze korte samenvatting zou je kunnen denken dat dit boek één en al kommer en kwel is, tevens een goedbedoeld pleidooi voor begrip voor onze illegale medemens en drugsverslaafden. Het is de kracht van Queffélec's manier van schrijven dat hij een wel degelijk geëngageerd realisme paart aan de visie van een dichter. Dit thriller-achtige docu-drama, dat de grimmige werkelijkheid dicht op de huid zit, heeft de ondertoon van een klassieke tragedie: het verhaal lijkt de personages te confronteren met een noodlot dat diep in henzelf woont. Het roept, zoals het bij een tragedie hoort, zowel afschuw op als intens mededogen. Indringende beelden en een goed getroffen 'monologue intérieur' geven de verlatenheid en hunkering naar liefde van Lena heel zuiver weer. Ook het 'argot' van de maghrébijnse jongeren is heel levensecht. Ernst van Altena , die de roman heeft vertaald, weet bij uitstek de poëzie te laten klinken van de spreektaal die Queffélec in zijn verder vrij klassieke schrijftrant vervlecht. Wanneer ik als opening van ons gesprek opmerk dat hij er vreedzaam uitziet voor een schrijver in wiens werk geweld een zo overheersende rol speelt, lacht Queffélec. Nee, hij is zelf niet door de mangel van het leven gehaald. "Ik kom uit een uitstekend gezin, heel hecht, en uit een goed-burgerlijk milieu. Mijn vader was zelf ook schrijver. Een boom van een Breton, diep-katholiek, met een charismatische uitstraling. Mijn moeder adoreerde hem, en keek net zo tegen hem op als wij." Toch kunnen ook in harmonieuze gezinnen heftige gevoelens onder de oppervlakte woeden. Queffélec vertelt bijvoorbeeld over de manier waarop zijn vader reageerde op het succes van zijn zoon: "Mijn vader had niets van mij gelezen, zelfs niet toen ik de Prix Goncourt had ontvangen. Pas twee jaar daarna kwam er een reactie. O p een avond nam hij mij mee uit eten. Geheel onverwachts begon hij te praten over wat ik geschreven had, met enorm veel warmte, al was het duidelijk dat voor hem de geest van God niet echt over mijn werken waaide. En dat was het dan: daarna, absolute stilte over wat ik schreef." In al Queffélec's romans komt veel gewelddadigheid voor, vooral in de schoot van de familie. Zo is 'Noces barbares' ('De brute bruiloft') waarvoor Queffélec in 1985 de Prix Goncourt ontving, het prachtige verhaal van een ongewenst kind, vrucht van een verkrachting, dat tenslotte de liefde van zijn moeder die hem verstoten had, weet te bemachtigen. "In gezinnen blijft vaak zoveel onuitgesproken: verlangen naar liefde en erkenning, haat, en een heleboel onnodig onbegrip. Om die vaak zo overbodige tragiek die mensen zichzelf aandoen, gaat het in mijn boeken. Mensen lijken het geluk dat hen soms wel degelijk ten deel valt, nauwelijks te aanvaarden, nauwelijks vast te durven houden." Zoals Q ueffélec ge fascineerd is door de rauwe hartstocht in de banden tussen ouders en kinderen, zo voelt hij zich ook geroepen om het geweld in de maatschappij te onderzoeken. "Ook daar gaat het vaak om uitgestotenen, die op alle mogelijke manieren een bestaansrecht opeisen. Geweld als wrok, en als middel tot overleven. . ." Voor 'Verdwenen in de nacht' dook Queffélec onder in één van de illegalen-wijken in Marseille, in het kielzog van een maatschappelijk werker. "In Frankrijk bestaan meer clandestiene gemeenschappen, spooksteden waar meer dan vierduizend illegalen wonen, een jungle waar je je als buitenstaander maar beter niet in kunt begeven. Bijna niemand die huur betaalt, geen huisbaas die zich durft te laten zien. Krotten en kelders worden gebruikt om te wonen, te dealen of te blowen. Ook de politie komt alleen als er een lijk op straat ligt bij wijze van spreken." "Ik ben meegeweest naar buurtvergaderingen en vertelde de mensen dat ik een roman wilde schrijve n, e en verzonnen verhaal waarvoor hun wijze van bestaan de achtergrond vormde. Het was wonderbaarlijk hoezeer het simpele feit dat je belangstelling voor hen had, zonder te veroordelen - maar ook zonder goedpraten - maakte dat de verhalen loskwamen. Ze voelden zich eindelijk door iemand gezien. Maar het was een huiveringwekkende ervaring. En ik kan je verzekeren dat de werkelijkheid de fictie in gruwelijkheid overtreft. Natuurlijk heeft het terrorisme in Frankrijk wortels in Algerije, op het ogenblik. Maar het ontstaat evengoed in dit soort buurten, die een tijdbom vormen onder onze maatschappij." Op mijn vraag of hij niet drie keer geaarzeld heeft voordat hij zich in die jungle begaf: "Mijn vrouw werd woedend, elke keer dat ik erheen ging. Als je daar verdwijnt, is het als het wegzinken in de zee. De golven sluiten zich en je bent gewoon weg. Geen haan die ernaar kraait. Bang ben ik wel eens geweest, ja, maar vooral gefascineerd door de manier waarop mensen weten te over le ven. En door het feit dat in die volstrekt anarchistische zelfkant toch weer structuur en een bepaalde menselijkheid ontstaat." In de roman wordt de wijk georganiseerd èn geterroriseerd door Karim: overdag welzijnswerker, 's nachts drugshandelaar. Voor moorden, martelen, afpersen deinst hij niet terug, en hij brengt zijn daden tot stand met een ijzige, rituele precisie. In een garage, ver van ieders ogen, staat een flonkerende zwarte Porsche die zijn eigendom is, in een foudraal, als een nutteloos sieraad. Soms gaat hij er even in zitten, op de roomkleurige stoel, en streelt de perfectie. "Karim bestaat echt. Toen ik hem ontmoette, schudde hij de hand van de prefect. Dankzij hem - en de drugsgelden - leeft een hele wijk en kunnen kinderen naar school. Hij wordt op handen gedragen als een God, en gevreesd als een duivel. Hij is, op een ander niveau, het Absolute Kwaad. Maar je ziet hoe je je principes moet bijstellen. Wat betekent dat, het absolute kwaad, a ls hi j er voor zorgt d at deze mensen, waar werkelijk niemand zich om bekommert, iets van geborgenheid kunnen vinden, al is het ten koste van een hoge prijs?" Lena, het blonde meisje dat bij toeval in deze buurt verzeild raakt, is op haar beurt in zekere zin de absolute onschuld. Alles wat haar overkomt - opsluiting, verslaving - lijkt haar niet wezenlijk aan te tasten. Wat haar verwoest èn in leven houdt is de verzengende hunkering naar de liefde van haar vader. Het is bijna, maar nog net niet, te laat wanneer deze eindelijk aan haar noodkreet gehoor geeft. Queffélec: "Ik wilde dat Lena zich er doorheen zou slaan. Er is bij die kinderen die de afgrond in lijken te tuimelen, ondanks alles een enorme wil om te leven, te overleven. Dit is een boek dat door jongeren gelezen wordt. Ik wilde hen geen wanhopig beeld van hun eigen werkelijkheid geven. Er zijn er zoveel die het redden. Bovendien blijf ik een optimist, hoe donker de situatie ook is. Ik geloof sterk in die leven s k rach t. Liefde, sc hoonheid, mededogen - dat is het tegenwicht tegen de ellende. Vergeet niet dat ook geweld een uiting van die levenskracht kan zijn."