Aangeboden door CDJK
VOOR ONS DE ZONDVLOED
Een onderzoek naar de ontwikkelingen in de doopliturgie
aan de hand van het zondvloedgebed
door DICK VAN ARKEL
Luther ‘verduitste’ in 1523 de Latijnse dooporde voor de doopritus in Wittenberg.
Hij publiceerde daarbij een tot tot dan toe in de liturgiegeschiedenis onbekende tekst die in de loop der jaren de naam zondvloedgebed heeft gekregen.
Het doopboekje van Luther had zijn uitwerking in Zürich, waar Leo Judae het in hetzelfde jaar 1523 grotendeels overnam voor de plaatselijke doopritus.
Judae bracht echter enkele veranderingen aan in het zondvloedgebed, waarvan de weglating van de zinsnede over Jezus’ doop in de Jordaan de meest opvallende is.
Na Judae in Zürich is dit gewijzigde zondvloedgebed vervolgens overgenomen door Zwingli (in 1525) en door Olevianus in Heidelberg (in 1563) en tenslotte opgenomen in het klassiek-gereformeerde doopformulier.
In de liturgische beweging van de laatste decennia mag dit zondvloedgebed zich weer verheugen in een groeiende belangstelling. Het is daarbij opmerkelijk dat in alle opnieuw bewerkte of geparafraseerde versies van het zondvloedgebed in hedendaagse ontwerpen van doopliturgie de Jordaanpassus opnieuw is opgenomen.
Tegelijkertijd ontbreekt echter een typologie die in de gereformeerde traditie in verband met de doop zeer geliefd was en is, namelijk die van de besnijdenis.
Hoe verhouden zich deze gegevens tot elkaar en hoe dienen we de typologieën van het zondvloedgebed te verstaan?
Dit is de vraag die de schrijver Dick van Arkel, theoloog, zich stelde bij dit onderzoek.
Uitgave: Boekencentrum
Softcover, 388 pagina’s
In NIEUWSTAAT