Hermann en Madeleine Biegel kregen negen kinderen waarvan de jongste, Paul Biegel, op 25 maart 1925 in Bussum is geboren. Behalve zijn ouders stonden dan ook zes zusters en twee broers over zijn wieg gebogen!
Hij doorliep de rooms-katholieke lagere Sint- Aloysiusschool in Bussum en ging in 1938 naar het gymnasium van het Sint-Ignatiuscollege in Amsterdam. In 1942, tijdens de oorlog, stapte Paul Biegel over naar een school in Bussum. Er wordt vanwege de oorlog weinig les gegeven, en hij krijgt (zoals iedereen in 1944-1945) zijn gymnasiumdiploma zonder eindexamen te doen.
Na zijn schooltijd woonde hij een half jaar in Amerika en werkte daar onder andere als schoonmaker. Bij terugkomst deed hij toelatingsexamen bij het conservatorium omdat hij graag pianist wilde worden, maar hij had te weinig talent.
Paul Biegel werkte een tijd als redacteur bij de AVRO-radiobode en studeerde tegelijkertijd rechten aan de universiteit van Amsterdam.
Hij schreef voor zichzelf romans en verhalen, maar hij was er niet tevreden over. Zijn rechtenstudie maakte hij niet af want zijn verlangen naar het schrijven van verhalen werd zo sterk dat hij in 1958 solliciteerde bij de Marten Toonderstudio's naar een baan als stripverhalenschrijver. En daar heeft hij het schrijversvak heel grondig geleerd, zowel wat betreft het bedenken van verhalen als het leesbaar op schrift stellen daarvan.
In 1960 trouwde Paul Biegel met Marijke Sträter. Ze kregen twee kinderen: Leonie (1963) en Arthur (1964). Arthur overleed in 1992.
In 1962 verscheen zijn eerste boek: De gouden gitaar, bij uitgeverij Holland. Sindsdien heeft hij zo'n vijftig boeken geschreven waaronder Het sleutelkruid, De kleine kapitein, Nachtverhaal, De tuinen van Dorr, Virgilius van Tuil, De rover Hoepsika, Juttertje Tim, De twaalf rovers, De zeven veren van de papegaai, korte verhalen en versjes, een tv-serie De vloek van Woestewolf, hoorspelen, het libretto voor een jeugdopera De Kinkhoorn en viermaal het Kinderboekenweekgeschenk.
Verder bewerkte en vertaalde Paul Biegel ook veel kinderboeken. Zijn laatste boek, Wegloop, verscheen in 2005.
Zelf las Paul Biegel niet zoveel, slechts een paar boeken per jaar. Als kind hield hij meer van buitenspelen. Alleen de sprookjes van Grimm en de avonturen van Jules Verne, daar was hij dol op. Ook las hij graag Kruimeltje, Dik Trom en De scheepsjongens van Bontekoe.
Hij overleed op 21 oktober 2006.
Op de zolder van een oude villa staat een poppenhuis. In het poppenhuis woont een kabouter. Op een stormachtige avond wordt er geklopt. Er staat een fee voor de deur. De kabouter is eigenlijk een beetje bang voor de fee, maar laat haar toch binnen. De fee vertelt 's nachts een heel griezelig verhaal aan de kabouter. Het verhaal is zo spannend en gruwelijk dat de kabouter er iedere nacht voor opblijft. Maar wat er dan met de kabouter en zijn vrienden gebeurt, is nog griezeliger dan het nachtverhaal zelf.
AVI 8
Een huiskabouter, die elke nacht alles in het huis controleert en in orde brengt, raakt zo in de ban van de vertellingen van een fee, dat hij zijn plichten verzaakt en alle bewoners in moeilijkheden brengt. Het levensverhaal van de fee, waarvan ze iedere nacht een stukje vertelt, vormt een verhaal in een verhaal. Elk hoofdstuk begint en eindigt met de belevenissen van de kabouter; daartussen staat de spannende levensgeschiedenis van de fee, gedeeltelijk verteld door de fee zelf, gedeeltelijk door een alwetende verteller. Dat laatste kan wat verwarrend zijn binnen deze toch al niet eenvoudige constructie. Het boek leent zich goed tot voorlezen, mede door de opbouw in episodes en de levendige dialogen. Het is heel leuk geschreven; de auteur voegt nogal wat nieuwe woorden aan de Nederlandse taal toe. Het boek ziet er schitterend uit en is voorzien van nieuwe illustraties: aan het begin van ieder hoofdstuk staat een kleine kleurenillustratie en verder nog enkele grote kleurenillustraties en zelfs een aantal over een dubbele pagina. Ze geven goed de sfeer van het verhaal weer. Het omslag toont de beide hoofdrolspelers: de tobberige kabouter en de verleidelijke fee. Voorlezen vanaf ca. 7 jaar, zelf lezen vanaf ca. 9 jaar.
