480 pagina's !!
In het jaar 1868 vertrekken de twee zussen Emilie en Ruth Tissington vanuit Engeland naar Australie om daar hun geluk te beproeven - met een bang hart maar vol vertrouwen in een betere toekomst. Het lot drijft hen al spoedig uit elkaar. Ruth gaat als gouvernante werken op een afgelegen boerderij in de 'outback'. Emilie accepteert noodgedwongen een baan in de ruige havenstad Maryborough. Daar ontmoet zij haar grote liefde, de charmante avonturier Matt Willoughby. Wanneer Maat betrokken raakt bij een overval op een goudtransport, is Emilie de enige die in zijn onschuld gelooft. Opgejaagd door de politie vlucht Matt de wildernis in. Emilie blijft eenzaam achter, met een geschonden reputatie en een gebroken hart. Aan het eind van de negentiende eeuw vo elen twee goe d opg eleide En gelse zusjes - in de steek gelaten door hun vermogende familie - zich geroepen om voor het krijgen van een baan naar Australie te reizen. Het lukt vooral de negentienjarige Emilie om ingeburgerd te raken, niet het minst omdat ze verliefd wordt op de avonturier Mal: type ruwe bolster, blanke pit. De stijvere Ruth heeft veel meer moeite met de cultuur van dit 'nieuwe' land. Een belangrijk deel van de roman wordt ingenomen door de verwikkelingen rond een vermeende goudroof door Mal, waarbij de schrijfster tegelijk een aardig historisch beeld geeft van het ruige leven op het platteland en aan de kust. Het gaat in dit Australie-epos vooral om de gebeurtenissen, de amoureuze en avontuurlijke ontwikkelingen, gezien tegen de achtergrond van een boeiend werelddeel in de negentiende eeuw. Stijl en vertaling vormen niet de sterkste punten van deze roman, maar dat zal de lezersgroep waarop de roman zich richt niet zo storen. De Australische schrijfster (1929) werkte als historica en journaliste voor ze op latere leeftijd romans ging schrijven. Kleine druk
