De Veelpoters Van Amsterdam Eekhoorntjesbrood bij het Galileïplantsoen, Harig breeksteeltje in de Czaar Peterstraat, Gekweekte champignon op de Ceintuurbaan. Niet bij de groentenman, maar tussen straattegels rond het plantgat van een iep. Een stad ais Amsterdam blijkt over een onverwachte rijkdom aan paddestoelen te beschikken. Champignons in de Jordaan laat zien hoeveel er valt te ontdekken. Of het nou in een stadstuintje is, op de voormalige spuitvelden van het Westelijk Havengebied of in de vele Amsterdamse stadsparken. Paddestoelen hebben nog altijd iets geheimzinnigs. Door hun plotselinge verschijnen, de soms bizarre vormen en vaak opvallende kleuren spreken ze tot de verbeelding. In vroeger tijden werden paddestoelen geassocieerd met duistere krachten. Wetenschappelijke kennis heeft voor nieuwe inzichten gezorgd, maar dat maakt hun voorkomen en groeiwijze niet minder intrigerend. Nooit eerder is er in een stedelijk gebied op zo'n schaal naar paddestoelen gekeken. Grachtentuinen, rommelbosjes, wegbermen en vuilstorten; elke uithoek is bezocht. Aan dit boek ligt meer dan vijf jaar intensief onderzoek ten grondslag. De resultaten zijn verrassend. Niet minder dan tweehonderd Rode Lijstsoorten werden in Groot-Amsterdam aangetroffen. Hieronder zitten zelfs paddestoelen die in ons land als uitgestorven werden beschouwd. De totaallijst achter in dit boek telt 1.106 soorten. Hiervan worden er meer dan driehonderd uitgebreid besproken. Van veel soorten is een verspreidingskaartje opgenomen, waardoor in één oogopslag vaak al duidelijk wordt hoe rijk een stad als Amsterdam aan paddestoelen is. Dit is het vijfde deel in een serie over de wilde natuur in Amsterdam, voorafgegaan door 'Haring in het IJ', 'Van muurbloem tot straatmadelief', 'FLora-atlas van de regio Amsterdam' en 'Sijsjes en drijfsijsjes'. Dit deel gaat over insekten en andere ongewervelden als pissebedden en miljoenpoten. De auteurs hebben met hulp van een klein leger vrijwilligers in de jaren negentig de gegevens voor deze uitgave verzameld. Deze data zijn nu dan ook de meest volledige over deze diergroep voor Amsterdam in de geschiedenis. Elke soortsbeschrijving bestaat uit een tekening, een verhaaltje, een verspreidingskaartje en soms een gedichtje. De potlood- en inkttekeningen zijn als illustratie bedoeld, zeker niet om te determineren. De verhaaltjes zijn geen droge opsomming van vindplaatsen en -data maar telkens een persoonlijk verslag van de waarnemingen in Amsterdam en karakteristieke eigenschappen van de soort, vaak met enkele anekdotes. Dit maakt het een stuk toegankelijker voor niet-freaks. Ook het voorwoord door Ivo de Wijs draagt daaraan bij
