MarktPlaza

Helga Ruebsamen - Het Lied En De Waarheid (Hardcover/Gebonden)

59x bekeken
5 jaar geleden geplaatst

Kenmerken

Conditie
Zo goed als nieuw
Levering
Niet van toepassing

Omschrijving

395 pagina's

Een writer's block is iets dat de meeste schrijvers vroeg of laat wel eens overkomt. Maar zeventien jaar lang niet meer publiceren, zoals Helga Ruebsamen deed, is zeer uitzonderlijk. 'Toen ik in 1971 voorlopig ophield met publiceren, had ik me voorgenomen alleen nog Het Perfecte Verhaal te schrijven. Maar dat kwam niet.' Gelukkig begon ze in 1988 weer schoorvoetend aan haar carrière, die sindsdien juweeltjes als Het lied en de waarheid en Beer is terug opleverde.

De eerste vijf jaar van haar leven bracht Helga Margot Erika - dochter van een Nederlandse moeder en de joodse, Duitse arts Rübsamen, in het paradijs door: het tropische Batavia-Weltevreden, hoofdstad van het toenmalige Nederlands-Indië. Van 4 september 1934 tot begin 1940 groeide ze op in de gordel van smaragd, maar toen de Tweede Wereldoorlog leek uit te breken kwamen de Ruebsamens naar Nederland. Snel moest het gezin onderduiken toen de jodenvervolging begon. Helga Ruebsamen later in een interview met Arjan Peters: 'Uit het tropische klimaat kwamen we de Hollandse winter binnen. De grauwheid staat me nog bij. Van Indië herinner ik me de kleuren en geuren.' Haar moeder - een struise Hollandse - had haar vader leren kennen in de Indische archipel. Rübsamen was een joodse arts die na de Eerste Wereldoorlog in Berlijn had gewerkt en daar in de gay twenties kennis had gemaakt met kunstenaars als George Grosz en Kurt Tucholsky. Ruebsamen: "Mijn Duitse achtergrond is nog zichtbaar in mijn achternaam, die ik minder Duits heb willen maken door de Umlaut op de 'u' er af te gooien en er een 'e' achter te zetten.'

De plek waar de Ruebsamens in zulke naargeestige omstandigheden terugkeerden, was het Benoordenhout, een bourgeoisbuurt tussen Wassenaar en Scheveningen.'Een soort broedplaats voor blazers en plooirokken', zal Ruebsamen de wijk later typeren. Na haar middelbare school neemt Ruebsamen een baan als journalist bij het Haagse dagblad Het Vaderland. Via deze krant leert ze niet alleen het journalistieke metier kennen, maar ook het Haagse nachtleven en de ietwat verlopen beau-monde die daarbij hoorde. Het zal de stof vormen voor veel van haar verhalen, die ze aanvankelijk voor haar eigen plezier schrijft. Een van die verhalen wordt door haar man in 1963 opgestuurd naar de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs, die ze prompt wint. 'Ik schreef die verhalen niet om ze te publiceren, maar deels als bezwering, deels als oefeningen voor het volmaakte verhaal.'

Ruebsamen debuteert in 1964 met de verhalenbundel De Kameleon. De verhalen vallen op door hun situering in het Haagse beetje-verlopen-bourgeois-milieu, de trefzekere stijl en de hoofdpersonen die allemaal in zekere mate hun eigen ondergang bewerkstelligen. Aan de liefde kleeft vrijwel altijd een zwart randje. Soms zijn haar verhalen ronduit absurd en herinneren ze aan de fantastische verhalen van F. Bordewijk of Belcampo. Haar werk blijkt dan ook veel overeenkomsten met de 'Gothic novel' te hebben. Zo wordt de scholier Vincent in het verhaal 'De kermisbruid' verliefd op een kermiscaissière die in 'De 8 Wereldwonderen' een hoofd zo groot als haar hele lichaam blijkt te hebben. Ook in De Heksenvriend - haar eerste roman - lijkt het verhaal bijna een grimmig sprookje. Centraal in de losjes aan elkaar geknoopte verhalen staat een Cupidobeeld dat in een bos is achtergelaten door een kastheelheer. Het beeld wordt door de dorpelingen gebruikt om allerlei bijgeloof en volksverhalen aan op te hangen.

Verder valt in Ruebsamens verhalen en romans op dat er vaak grenzen worden overschreden - door drank, wellust, fantasie of noodlot. Vaak ontsporen hierdoor de personages, zodat het verhaal in een stroomversnelling raakt. Mede hierdoor krijgt Ruebsamen in het begin van haar carrière - naast veel lof voor haar durf en schrijfstijl - ook kritiek op het morele gehalte van haar werk.'Ik kreeg te maken met wanbegrip, er werd gevallen over dat verhaal 'Olijfje' met die twee vieze zuipende vrouwen. Al die ellende, dacht ik, waarom doe ik het eigenlijk.'

In 1971 verschijnt de verhalenbundel De ondergang van Makarov en daarna blijft het stil rond Ruebsamen. Ze is wel aan het werk, schrijft, schaaft en schrapt, maar aan publiceren moet ze in die tijd niet denken - voor een groot deel veroorzaakt door haar zelfopgelegde literaire eisen en de vraag waarom ze eigenlijk schrijft. 'Er kwam bij, dat ik het vervelend vond me in een interview afgeschilderd te zien als iemand met literaire pretenties. Die heb ik nooit gehad, of hoogstens in de stilte van mijn werkkamer.' In 1988 besluit ze alsnog een punt te zetten achter een aantal van haar vroegere verhalen en deze te bundelen. Op Scheveningen wordt met groot gejuich ontvangen. Ook in deze verhalen spelen de bekende Ruebsamen-elementen weer een grote rol: vrouwen die worstelen met drank, ouderdom en verval, absurde situaties, macabere humor. Bijna in al haar verhalen speelt het anti-burgelijke een rol. Deftige mensen hebben steevast boerse gewoontes, vloeken of doen aan smerige seks. Huwelijken zijn voor niemand een genoegen en overspel is aan de orde van de dag.

Begin jaren negentig wordt Ruebsamen docent aan de schrijversvakschool 't Colofon in Amsterdam, waar ze onder anderen Hermine Landvreugd begeleidt. 'Ze zou waarschijnlijk ook schrijfster zijn geworden zónder die vakschool, maar het voordeel is dat die het proces bekort. Wat ik in vijftien jaar journalistiek heb geleerd, wordt daar teruggebracht tot een paar jaar.' In 1997 verschijnt Ruebsamens grote autobiografische roman Het lied en de waarheid, die door de meeste recensenten zeer positief wordt besproken en genomineerd wordt voor de Gouden Uil en de Libris Literatuurprijs. Men roemt vooral het feit dat ze met deze roman ook heeft laten zien "een omvangrijk en samenhangend geheel" te kunnen schrijven - iets wat bij haar vorige romans volgens hen nog wel eens ontbrak.

Toch blijft Ruebsamen volgens de meeste critici bovenal een verhalenverteller - een literaire kunst die in Nederland niet altijd even hoog wordt ingeschat als romancier. Ook de verhalenbundel Beer is terug mag zich verheugen in veel positieve aandacht. Trouw's Tom van Deel noemt het boek 'een vitale verhalenbundel, waarin het plezier van het vertellen van elke bladzij moeiteloos is af te lezen. Ze lijken wel te kwispelen, net als het antwoordapparaat van de ontgoochelde verwarmingsmonteur op bladzij honderdvijf.' In 2001 krijgt Ruebsamen de tweejaarlijkse Annie Romeinprijs van het maandblad Opzij voor haar gehele oeuvre. De prijs is bedoeld voor schrijfsters die met hun werk de emancipatie van vrouwen ondersteunt en verder helpt.

De laatste jaren verschenen Ruebsamens verhalen in twee delen, Jonge liefde en oud zeer, deel 1 en 2. Aleid Truijens in de Volkskrant over deze bundels: 'Haar verhalen uit de laatste bundels zijn de beste als het gaat om de compositie - zoals het schitterende 'Op Scheveningen', een onvervalst Nederlands white trash-verhaal (...) Soms is er in de verhalen een 'wij' aan het woord. Het zijn de 'wij' die vrolijk meehobbelen met de verworpenen, die na sluitingstijd van het café de drankvoorraad helpen opmaken, maar die met één been in een geordend leven staan, en steeds net terugdeinzen voor de afgrond.'

In 2003 kreeg Helga Ruebsamen de Anna Bijns Prijs voor haar gehele oeuvre. 'Ze schrijft sprankelend, baldadig en hartstochtelijk', aldus het juryrapport.

Louise Benda woont tot haar vijfde levensjaar op Java. Overdag speelt ze buiten, 's nachts leeft ze in een geheimzinnige wereld waarin werkelijkheid en fantasie moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. In 1939 vertrekt de familie Benda naar Europa. Louise wil het liefst terug naar huis, maar de oorlog breekt uit en ze duikt onder met haar vader. Louise heeft een gevoelige radar voor de dingen die om haar heen gebeuren en een rijke fantasie. Ondertussen registreert ze de signalen uit de half verborgen wereld van de volwassenen, die ze in haar naïviteit niet altijd kan duiden. Later waagt zij zich aan een reconstructie van haar verleden. 'Het lied en de waarheid' is een magistrale roman over heimwee, verlies en onschuld.

Achter de ik-figuur van Louise Benda gaat de auteur (Batavia,1934) schuil, die haar jeugdherinneringen ordent en interpreteert. De helft (deel 1, 1938) betreft het leven van een Hollands gezin in Bandoeng: voor de 4-jarige een paradijs, bevolkt door dag- en nachtmensen, waar onbegrijpelijke familieverhoudingen heersen en de natuur beheerst wordt door goden en demonen. De delen 2 en 3 spelen zich af tijdens een zeereis naar Nederland (1939) en de verbanning naar de grootouders in het kille Den Haag. Ten slotte duikt Louise met haar joodse vader onder in Waterland (deel 4). Het taalgevoelige kind wordt verdreven uit het paradijs en valt ten prooi aan onzekerheden, angsten en ontreddering. Als 10-jarige eindigt ze haar zoektocht tussen droom en werkelijkheid, tussen lied en waarheid als eenling. De intensiteit van de belevenissen, de trefzekerheid van de karakteriseringen, de onderhuidse humor en de vaart van de vertelling maken deze roman tot een bijzondere belevenis.