Boven de stad ronken de vliegtuigen. In de straten grommen de vrachtauto's van de soldaten. Het regent en het is koud. Maar in de kelder van Jesse is het veilig. Daar vergeet je dat een gedeelte van de stad in de puin ligt, daar vergeet je dat het oorlog is. Jesse en zijn vriend Rogger maken er hun eigen wereld. Ze stoken er een vuurtje, vieren er verjaardag en Jesse vertelt over Marrakas. Het is een prachtig land, waar je kunt smullen van worstenbroodjes, suikerspinnen en gemberballen. Alle mensen uit de gebombardeerde wijk willen er wel heen. Uren kan Rogger luisteren naar Jesse met zijn verhalen over vuurspuwers, over meisje met lucifervlees, over waggelkippen en wolfsspinnen! Als Jesse maar niet steeds begint over de Grote Aanval en de vuurbom die daarvoor nodig is. Als bij het daar over heeft, kruipt de angst naar Roggers keel. Op een dag tijdens de Tweede Wereldoorlog ontmoet Rogger Jesse, een kind dat in een gat in de grond leeft. Het kind bedenkt plannen om de soldaten te saboteren en leeft daarnaast in een fantasiewereld. De ontmoeting met Jesse is intens en levensbepalend. Jesse leeft in een platgebombardeerd deel van een ghetto: mensen worden daarvandaan (van de Zwarte Oost) gedeporteerd en weggevoerd met treinen. De ouders van Jesse zijn echter naar Marrakas; een fantasiewereld. Na Jesse's vertrek blijkt Rogger Jesse, of is het een meisje, helemaal niet goed te kennen. 'Ballewat-tsji' is een scheldwoord in het Roma (zigeunertaal) maar het wekt de nieuwsgierigheid van kinderen op. Het boek is in de ikvorm geschreven: dat maakt alsof de lezer Rogger is. Het slotwoord van de schrijver verschaft enige duidelijkheid in de fantasiewereld van Jess(i)e. De illustraties, uitgewassen inkttekeningen, versterken de sfeer zeer: spannend geheimzinnig, triest. Vanaf ca. 10 jaar.
