In deze novelle verblijft de 10-jarige Julius een zomervakantie lang bij zijn grootvader die in een groot huis woont nabij een merengebied. Julius' moeder moet naar Amerika. In het huis wonen naast zijn grootvader zijn halfzusje Olivia, omama en een Frans kindermeisje. Julius leert boogschieten, wordt vrienden met de mensen van het sluisje, vaart met Olivia door de kreken en de zomer strekt zich uit. De gebeurtenissen leiden tot een zeer onverwachte climax. Vroeg in de zomer ontsnapt omama's papagaai Gabriël uit de kooi en verblijft in de trompetboom, waarin ook Julius een vlonder bouwt. Beide zijn ze ontsnapt en vrij en toch gebonden door wat zij nog niet weten, maar wat onafwendbaar duidelijk zal worden. De trompetboom is een wonderlijk sterk boek dat in sfeer doet denken aan Het grote avontuur van Alain Fournier. Aan het begin van een zomervakantie wordt de 10-jarige Julius Zilverberg door zijn moeder ondergebracht bij zijn opa, die samen met zijn tweede vrouw en dochtertje een sprookjeachtige villa in een waterrijk deel van Nederland bewoont. Julius' moeder vertrekt voor concerten naar Amerika en tijdens haar afwezigheid leert de jongen behendig kanoen, varen, zwemmen en boogschieten. Hij bouwt een schuilplaats in de bloem- en bladerrijke trompetboom, waarin hij denkend en dromend familiegeheimen leert doorgronden. De auteur (1960), een bekend Nederlands beeldhouwster, evoceert in haar debuutnovelle een paradijselijke wereld, waarin een jongen onder bezielende leiding van zijn grootvader zijn tot dan toe onbekende vader zal ontmoeten. Dat is een beproeving en openbaring tegelijk, waaraan een vleugje religiositeit niet ontbreekt. Erg nadrukkelijk is de symboliek van bijvoorbeeld de gekooide vogel en weersgesteldheden; dromen zijn constructies vol uitleg. De toegankelijke novelle, met passend groen omslag, moet het vooral hebben van geslaagde sfeerbeschrijvingen.
