Lin Kong wil van zijn vrouw scheiden om te kunnen trouwen met zijn vriendin Manna Wu, een verpleegster in het militaire hospitaal waar hij als arts werkt. Jaar na jaar reist hij tijdens zijn verlof terug naar zijn dorp om zijn vrouw toestemming te vragen. Maar telkens als ze voor de rechter staan, verandert ze van gedachten. Er is één uitweg: de Chinese wet staat een nieuw huwelijk toe als man en vrouw achttien jaar gescheiden hebben geleefd. Lin Kong en Manna Wu rest daarom niets anders dan te wachten en te hopen dat het vuur van hun verboden liefde straks niet is gedoofd. De legerarts Lin is uitgehuwelijkt aan Shuyu, bij wie hij een dochter Hua heeft en die hij tijdens zijn verlof, 12 dagen per jaar, bezoekt. In het hospitaal ontstaat echter liefde tussen Lin en de verpleegster Manna. Daarna probeert Lin i eder jaar van Shuyu te scheiden. T huis st emt ze toe , maar voor de rechtbank weigert ze telkens, en aangezien Shuyu niets fout heeft gedaan weigert de rechtbank keer op keer de scheiding. Lin en vooral Manna worden er depressief van, maar eindelijk, nadat Lin 18 jaar gescheiden van Shuyu heeft geleefd, brengt hij haar en Hua naar de stad waar hij gelegerd is. Daar lukt de scheiding wel en hij trouwt met Manna, die hem een mannelijke tweeling baart. Helaas gaat Manna's gezondheid daarna snel achteruit en Lin overweegt na haar dood weer terug te gaan naar Shuyu. De essentie van het boek is de deprimerende invloed van de rigide sociale controle (zowel vanwege het communistische regime als door de traditie) op het leven van gewone mensen in China. De politieke verwikkelingen blijven op de achtergrond.
