MarktPlaza

GERTRUD VON LEFORT**L'ENFANT ETRANGER**PARABOLES**ED. SAINT

82x bekeken
6 jaar geleden geplaatst

Kenmerken

Conditie
Gebruikt
Levering
Niet van toepassing

Omschrijving

GERTRUD VON LEFORT
***L'ENFANT ETRANGER***
****NOUVELLE****
PREFACE ET TRADUCTION DE MARCELLE RIMBAULT.
ILLUSTRATIONS DE M.J. LAPARGUE.
***PARABOLES***
EDITIONS SAINT PAUL 6 RUE CASSETTE PARIS VI.
ARTICLE INVENTAIRECODE 6.112
FORMAT 186 X 121 X 11 + 127 PGS + 222 GRS.
EXPED. EN BELGIQUE 2,35 EURO .
Gertrud Freiin von Le Fort (Minden, 11 oktober 1876 — Oberstdorf, 1 november 1971) was een Duits katholiek schrijfster.
I.Leven
Le Fort stamde uit een belangrijke adellijke familie. Haar vader, afkomstig uit Mecklenburg, was een militair, die beroepshalve vaak diende te verhuizen. In het jaar 1876 was hij met zijn vrouw te Minden in Westfalen gelegerd, en het is dus veeleer toeval dat Gertrud daar geboren werd. De familie was protestants; voorouders van Le Fort hadden nog in het leger van Peter de Grote gediend, en ze waren onder de invloed van het calvinisme gekomen.
Aanvankelijk kreeg ze thuisonderricht. Toen ze naar de universiteit van Heidelberg ging, studeerde ze protestantse theologie; ze volgde er les bij Ernst Troeltsch, een cultuurpessimistische godsdienstfilosoof die haar in niet geringe mate beïnvloedde. Tijdens de Weimarrepubliek vormde ze zich steeds sterker een beeld van de antieke glorie van een vergane, katholieke wereld; de moderniteit vond ze onaantrekkelijk, en de politieke instabiliteit van die periode bracht ze in verband met het atheïsme. Men dient dit te begrijpen vanuit een bredere tendens in de vroeg-twintigste-eeuwse literatuur, waarbij een groep auteurs de reflex ontwikkelde, religie als afweermechanisme tegen de wantoestanden in de maatschappij te gebruiken: ook bijvoorbeeld Werner Bergengruen en Marie Luise Kaschnitz grepen naar hun geloof als vluchtweg voor de onrust in de samenleving. Deze groep schrijvers wordt wel de nieuwe irrationelen genoemd. In 1926 bekeerde Le Fort zich tot het katholicisme.
Haar eerste dichtbundel, Hymnen an die Kirche, verscheen toen ze reeds achtenveertig jaar oud was; ze was dus een literaire laatbloeier. Reeds van bij het begin zijn de accenten van haar werk duidelijk: de verhouding van de wereld tot God, de verhouding van de vrouw tot de wereld, en de destructieve kracht van een loskoppeling van de wereld en God. Haar werk is in die optiek sterk anti-Nietzschiaans: in plaats van een volkomen machtsovername door de menselijke wil, propageert zij een onderworpenheid aan de universele ordening van de wereld, die zij met God identificeert. Daaruit volgt de onwil alles met de ratio te benaderen.
Een ander gevolg van Le Forts religieuze bewogenheid was haar verzet tegen het nazisme; nog in 1932, een jaar vóór de machtsovername door de NSDAP, had ze Hymnen an Deutschland, een ode aan haar getormenteerde vaderland, gepubliceerd, en de gewelddadigheid van het regime sterkte haar in haar overtuiging dat de slechte staat waarin Duitsland verkeerde grotendeels aan het verlies van de oude verbondenheid met God te wijten was. Het was evenwel bijzonder gevaarlijk in de jaren 30 in Duitsland openlijk tegen de overheid in te gaan; een tactiek die schrijvers konden toepassen, bestond erin hun boodschap in antieke stof te verpakken. Dat was wat Le Fort reeds gedaan had: het eerste deel van haar diptiek Das Schweißtuch der Veronika was in het Oude Rome gesitueerd. Ze maakte zodoende allegorieën: verhalen die zich in vroegere eeuwen afspeelden, maar die, voor wie tussen de regels las, in wezen een zeer actuele problematiek aankaartten.
Stilistisch is het werk van Le Fort zeer klassiek: ze schrijft lange volzinnen, met een ietwat gezochte, poëtische woordenschat; taalexperiment komt bij haar niet aan bod, ofschoon ze naar een esthetische balans streeft en veel aandacht aan de innerlijke psychologie en dramatische momenten besteedt. Haar werk vertoont, zowel qua vorm als qua inhoud, een sterk traditioneel karakter.
Naast de tweedelige roman Das Schweißtuch der Veronika schreef ze een groot aantal novellen, waarin ze waarschuwt voor het gevaar van een godsdienst die een hulpmiddel voor de politiek wordt. De bekendste is Die Letzte am Schafott, die over de executie van de karmelietessen in de Franse Revolutie handelt. Ze reisde geregeld door Duitsland en Italië om er lezingen te geven.
In 1939 verhuisde ze naar Oberstdorf in de Allgäu, waar ze enige beschutting voor het krijgsgewoel vond; dit bleef tot haar dood haar woonplaats.
Zij won in 1952 de Gottfried-Keller-Preis.
II.Werken
1924 Hymnen an die Kirche
1928 Das Schweißtuch der Veronika (deel I: Der Römische Brunnen)
1930 Der Papst aus dem Ghetto
1931 Die Letzte am Schafott
1932 Hymnen an Deutschland
1934 Die ewige Frau
1938 Die Magdeburgische Hochzeit
1943 Das Gericht des Meeres
1946 Das Schweißtuch der Veronika (deel II: Der Kranz der Engel)
1951 Aufzeichnungen und Erinnerungen (autobiografie)
1968 Das fremde Kind
III. Bronnen, noten en/of referentiesBronnen, noten en/of referenties:
Barbara Baumann & Brigitta Oberle (1985), Deutsche Literatur in Epochen. München: Max Hueber.
Albert Bettex (1967), 'Die moderne Literatur', in: Bruno Boesch (red.), Deutsche Literaturgeschichte in Grundzügen. Die Epochen deutscher Dichtung. Bern: Francke Verlag, pp. 407-486.
Gertrud von le Fort (1955), Het vonnis van de zee. Tielt: Lannoo.
Gerhard Fricke & Mathias Schreiber (1988), Geschichte der deutschen Literatur. Paderborn: Ferdinand Schöningh.
Urbain van de Voorde (1955), 'Gertrud von le Fort', in: Gertrud von le Fort, Het vonnis van de zee. Tielt: Lannoo, pp. 48-63.
Wolf Wucherpfennig (1986), Geschichte der deutschen Literatur. Von den Anfängen bis zur Gegenwart. Stuttgart: Ernst Klett.