Aangeboden door CDJK
DEIRDRE EN DE ZONEN VAN USNACH
door ADRAAN ROLAND HOLST
Het verhaal over Deirdre en de zonen van Usnach is een oude sage uit Ierland.
Fedlime is een harpspeler aan het hof van Concobar Mac Nessa, de koning van Ulster (een van de vijf koninkrijken waarin het oude Ierland was verdeeld).
Op de dag dat zijn eerste kind geboren wordt, verschijnt een druïde die voorspelt dat het meisje een ‘vlam van schoonheid’ zal worden en daardoor verraad en verwoesting over het koninkrijk zal brengen.
De druïde noemt haar Deirdre van de Smarten, omdat velen zullen sterven in haar naam.
Fedlime en zijn vrouw willen dit voorkomen en daarom zenden ze het kind, als het zeven jaar oud is, met de verzorgster Lavarcham naar een eenzame plaats, in een streek waar zelden mensen komen en die niet ver van de zee is.
Daar gaan Deirdre en Lavarcham in een oude toren wonen.
Als Deirdre opgroeit, blijkt de voorspelling over haar schoonheid uit te komen.
Een toevallig passerende jager, die onderdak vraagt in de woning van Deirdre en Lavarcham, komt zo onder de indruk van het jonge meisje dat hij, in de hoop rijk beloond te worden, naar de koning gaat en meldt wat hij gezien heeft.
Koning Concobar laat zich naar Deirdre brengen, is weerloos tegenover haar schoonheid en smeekt haar zijn vrouw te worden. Ze stemt toe, maar bedingt een jaar uitstel.
In die tijd neemt ze een teken waar: een raaf die in de sneeuw bij zijn bloedende prooi staat.
Zo moet, beseft zij dan, het uiterlijk van haar geliefde zijn: met een gelaat zo blank als die sneeuw, met haren zo zwart als de raaf en met lippen zo rood als dat bloed.
Lavarcham zegt zonder het te willen, dat in Ierland maar één man zo is: Noisa, de oudste zoon van Usnach.
Zo zet ze het noodlot in beweging, want kort daarna ziet Deirdre de minnaar die zij heeft uitgekozen met zijn twee broers voorbijkomen, en zij roept hem naar zich toe.
Noisa geeft gehoor aan de stem van haar liefde en gevieren vluchten ze naar Schotland.
Ook daar is een koning die Deirdre begeert, en pas als zij zich op een eenzaam eiland voor de Schotse kust terugtrekken, vinden Deirdre en de drie zonen van Usnach de rust om volmaakt gelukkig te zijn, in een bestaan van ‘tijdloze blijmoedigheid’ waarvan de twee broers bewakers zijn.
Maar heimwee naar het heldenleven in Emain Macha, de koningsburcht van Ulster, gaat op den duur aan de mannen knagen, en als na jaren hun oudere vriend Fergus als afgezant van Concobar een vrije terugkeer naar Ierland komt aanbieden, willen Noisa en zijn broers niets liever dan hieraan gehoor geven.
Tevergeefs dracht Deirdre, die het verraad doorziet, hen ervan te weerhouden, maar ze kan niet op tegen het aandringen van Fergus, die zelf te goeder trouw is.
Als ze in Ulster zijn aangekomen, blijkt al spoedig dat Deirdres voorgevoel juist was.
Koning Concobar zorgt ervoor dat Fergus van de anderen gescheiden wordt en in plaats van de drie broers en Deirdre als gasten in Emain Macha te ontvangen, stuurt hij hen naar de nabije Rode Burcht. Daar laat hij hen verraderlijk overvallen.
In de strijd die dan losbrandt, worden de zonen van Usnach gedood, en als Fergus dit hoort, komt hij met een groot leger om zijn vrienden te wreken.
Koning Concobar moet vluchten en Emain Macha wordt verwoest.
De voorspelling van de druïde is geheel vervuld.
Deirdre is dan al verdwenen.
Ze heeft het einde van haar aardse bestaan gezocht door zich over te geven aan de golven van de zee.
Uitgave: Bert Bakker, Amsterdam
Paperback, in NIEUWSTAAT