DE TOLK VAN JAVA - door Alfred Birney
Kenmerken
- Conditie
- Nieuw
- Levering
- Ophalen of verzenden
Omschrijving
Aangeboden door CDJK
DE TOLK VAN JAVA
door Alfred Birney
Een man raakt de verschrikkingen van zijn kindertijd niet kwijt.
Waarom was zijn vader zo’n gewelddadige sadist? Zo’n onberekenbare, grofgebekte en ongenaakbare paranoialijder?
Vader heette Arto of Arend, en de kinderen noemden hem ‘de Arend’; dichterbij dan met deze bijnaam kwamen ze niet. Ze werden uit huis geplaatst toen de buitenwereld de kwetsuren eindelijk niet langer negeerde.
De verteller van dit verhaal, Alan, is dan een tiener.
De machteloze moeder vind het allang best; voor haar eindigt daarmee het huwelijk waarin zij zit opgesloten.
De geschiedenis
Vader was een ‘Indo’, een Indische Nederlander. Geboren in Soerabaja in 1925 als buitenechtelijk kind van een ‘Indo’, die het maatschappelijk ver geschopt had en zijn kinderen weigerde te erkennen.
Door zijn moeder, tante en broers wordt Arto hardvochtig en gewelddadig grootgebracht: de zweep, de rotanstok, pakken ransel en velerlei kleineringen vormen het regime.
De jongen moet een vent worden: laten we citroensap in zijn ogen druppelen, daar wordt hij groot en sterk van!
Een marginale en gediscrimineerde figuur (als onecht kind; als ‘Indo’ in de racistische koloniale samenleving; als verschoppeling in het gezin) die aan zijn beproevingen een groot incasseringsvermogen en een meedogenloze vechtlust overhoudt, plus de verbeten drang Nederlander te zijn.
Dat komt hem van pas op school, op het werk, tijdens de Japanse bezetting en na de bevrijding.
De Japanners worden verdreven maar een nieuw gezag is nog niet gevestigd; de Nationalistische opstand en de daarop volgende ‘politionele acties’ waarmee het Nederlandse leger de koloniale verhoudingen probeert te herstellen. Dit zijn jaren waarin Arto zich kan bewijzen als soldaat en als tolk (hardhandige ondervrager annex beul in dienst van de militaire inlichtingendienst), spion, moordenaar en uitvoerder van eigengereide wraakacties.
In de jaren ’60 verscheen de zogenaamde ‘excessennota’ over alles wat er aan misdragingen en misdaden heeft plaatsgevonden tijdens de politionele acties van het Nederlandse leger. Onlangs nog kende een Nederlandse rechter schadevergoedingen toe aan Indonesische vrouwen die toentertijd waren misbruikt.
Het heeft lang geduurd eer men in Nederland schoorvoetend onder ogen zag wat zich in ‘ons Indië’ had afgespeeld.
De voortgaande belangstelling voor de periode ’45-’49 geeft dit boek een toegevoegde waarde. Het relaas van de vader maakt het begrip ‘excessen’ op rauwe wijze aanschouwelijk.
Als Arto inziet dat het tij keert en de nationalisten aan het langste eind zullen trekken, besluit hij met Nederlandse soldaten mee te ‘repatriëren’ naar een vaderland waar hij nog nooit is geweest.
Hij gaat naar een correspondentievriendin in Helmond. Ze trouwen en krijgen vijf kinderen.
Dan toont de Arend zijn klauwen. Ook in Nederland voelt hij zich niet veilig voor eventuele wraakacties.
Stond hij in Indonesië niet op een dodenlijst, nota bene ondertekend door Soekarno?
Hij slaapt met een dolk onder zijn hoofdkussen, de dolk die hem in zijn geboorteland goede diensten heeft bewezen.
De roman.
In deze roman beslaan jeugd en militaire verrichtingen van Arto enkele honderden bladzijden.
Daarin leren we een geestesgesteldheid kennen (plus een historische periode) waarin geweld, onverbiddelijk en zonder aanzien des persoons, normaal en noodzakelijk wordt geacht.
Verschuilt een vrijheidsstrijder zich achter een moeder met haar baby? Schiet dan dwars door moeder en kind heen, dan ontkomt de pelopor niet.
Arto is in zijn element en zijn superieuren geven blijk van hun waardering.
Eindelijk!
De memoires van de vader liggen ingebed tussen drie delen genaamd ‘Spekkoek’.
Waarom ‘Spekkoek’? In deze delen is voornamelijk de oudste zoon aan het woord, en verder ook diens moeder en broers. In deze gedeelten komen de wittebroodsweken van vader en moeder ter sprake, de jeugd in herrijzend Nederland, de tijd in het kindertehuis, de voorzichtige toenadering tussen zoon en vader daarna, vrouwen-geschiedenissen van vader, de gitaarmuziek die voor ‘Indo’s’ zo’n belangrijke rol speelde en het opgroeien met al die vragen, al die woede, al die wrok.
En met de beschadigingen, en de moeite die het kost daar mee te leren leven. ‘Ik ben niet moordzuchtig, Pa, maar je hebt het wel verdiend om alsnog door mij eigenhandig het ziekenhuis in te worden geschopt.’
Interessant is ook het tijdsbeeld: Nederland in de jaren vijftig, het contrast tussen de Hollandse en ‘Indische’ leefvormen.
Na zijn pensionnering verhuist vader naar Spanje, waar het klimaat hem doet denken aan dat in Soerabaja.
Daar sterft hij in 2005. Zijn as zal ooit door de verteller worden uitgestrooid in Indonesië.
‘Als ik de as van mijn vader over dat water ga uitstrooien, dan zal ik even oud zijn als hij toen hij zijn memoires af had. Lang heb ik als een gek zijn waanzin bevochten. Nu ben ik een vermoeide brug die zich over een verleden buigt zonder zijn eigen spiegelbeeld in het water te zien. Ik vecht niet langer, ik hou ermee op’.
Met andere woorden, geen verzoening, geen vergeving, geen alles-vergoeilijkend ‘begrip’.
Gelukkig maar, want de zoon ziet terug op een leven vol barrières, vol blokken aan het been, een tamelijk eenzaam leven.
Wat heeft Alfred Birney een rijk en indringend verhaal geschreven!
Wat een fascinerende stof! Geen inkt maar hartebloed.
We hebben hier te maken met een monument voor twee levens: dat van de vader en van de zoon.
Je moet een sterke maag voor dit boek hebben maar Birney’s roman is een heel bijzonder en indrukwekkend boek.
Uitgave De Geus
Paperback, 542 pagina's
In (bijna)NIEUWSTAAT