BILDERDIJK**DE DICHTWERKEN VAN BILDERDIJK**1858**A.C. KRUSEM
Kenmerken
- Conditie
- Gebruikt
- Levering
- Niet van toepassing
Omschrijving
WILLEM BILDERDIJK
**DE DICHTWERKEN VAN BILDERDIJK**
***ACHTSTE DEEL***
**1858**A.C. KRUSEMAN**HAARLEM**
ZEER STEVIGE HARDCOVER BOEKBAND.!!
ARTIKEL INVENTARIS CODE 3.234
FORMAAT 203 X 132 X 33 + 481 PGS +574 GRMS
VERZENDING IN BELGIE 5,50 EURO NAAR NEDERLAND 8,50 EURO
WIKIPEDIA De dag na zijn geboorte werden de ruiten van het huis van zijn vader aan de Westermarkt ingegooid. Bilderdijk zou dit beschouwen als de eerste aanslag in zijn leven. Zijn vader, een arts, werd in verband gebracht met hulp van Daniël Raap, de leider van de Doelisten. Al vroeg werd Bilderdijk gekweld door "gonzingen in het hoofd van vermoeidheid van denken ontstaan" die hem het leven ondraaglijk maakten. Melancholie en doodsverlangen zouden hem zijn leven lang blijven achtervolgen. In zijn zesde levensjaar werd hij getroffen door een ongeluk aan een voet, waardoor ontsteking van het beenvlies optrad. Medische fouten zorgden ervoor dat hij binnen moest blijven, afgesloten van de buitenwereld en zijn leeftijdgenoten. Ruim tien jaar bracht hij grotendeels binnenskamers door, waar hij zich aan de studie, tekenen en schrijven wijdde. Hier legde hij de basis voor zijn fabelachtige kennis van zaken. Hij dankte zijn vaardigheden als tekenaar en etser aan het onderwijs van Johannes van Dreght, die gedurende 10 jaar zijn leraar is geweest.
In 1776 bekroonde het Leidse dichtgenootschap "Kunst wordt door Arbeid Verkreegen" zijn vers over de "Invloed van de dichtkunst op het staetsbestuur" met de gouden medaille. Zijn ambitie om zich geheel aan de dichtkunst te wijden, werd door zijn strenge vader, arts en later belastinginspecteur, niet gesteund. In hetzelfde jaar begon hij met tegenzin als boekhouder op het kantoor van zijn vader te werken. In 1780 kon hij, inmiddels bekend als dichter en in contact met Rhijnvis Feith, beginnen aan zijn studie rechten te Leiden. Twee jaar later rondde hij deze studie af en vestigde hij zich als advocaat te Den Haag. In 1781 zag zijn bundel met licht erotische verzen, "Mijn Verlustiging", met de door hem zelf geëtste vignetten, het licht.
In 1785 trad hij in het huwelijk met Catharina Rebecca Woesthoven. Als advocaat verdedigde hij vooral de prinsgezinden, onder andere de legendarische volksvrouw Catharina Mulder, alias Kaat Mossel. Overtuigd orangist, oranjegezindheid tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ook wel Prinsgezindheid genoemd, advocaat mr. Bilderdijk koos vaak partij voor de zwaksten. Zonder zijn eigen overtuiging te loochenen, verdedigde hij ook vervolgde patriotten.
In 1795, met de inval van de Franse legers en de vlucht van stadhouder Willem V naar Engeland, werd hij als advocaat gedwongen de verworvenheden van de Franse Revolutie te erkennen. Hij weigerde en werd gedwongen het land te verlaten. Het inmiddels sterk bekoelde huwelijksleven, het diepe leed van drie jonggestorven kinderen en de vele schuldeisers die hem achtervolgden, deden hem besluiten naar de stad Groningen af te reizen.
In 1795 ontmoette hij in Londen de negentienjarige dochter van de schilder Hendrik Willem Schweickhardt, Katharina Wilhelmina op wie hij verliefd werd. Nadat haar vader hem de toegang tot zijn woning had ontzegd, ontstond een vurige correspondentie tussen de twee geliefden. Hoewel de echtscheiding tussen Bilderdijk en zijn vrouw pas vele jaren later een feit werd, beschouwde hij Katharina Wilhelmina in 1797 als zijn nieuwe vrouw. In de zomer vertrok hij naar Brunswijk, waar hij door het geven van lessen in een groot aantal vakken in zijn onderhoud voorzag. Katharina Wilhelmina was hem gevolgd maar woonde op enkele uren afstand van Brunswijk. Ook in ballingschap werd hij getroffen door ellende. Van de vijf kinderen die Katharina hem in Duitsland schonk, stierven er vier op jeugdige leeftijd. Pas in 1802, nadat hij officieel van Catharina Rebecca Woesthoven was gescheiden, voegde hij zich bij zijn geliefde. Ze bleven nog vier jaar in Brunswijk. Hij zag kans naast zijn lessen een tiental bundels verzen te publiceren. In 1806 kon de vijftigjarige Bilderdijk in het vaderland terugkeren. Het hoogleraarsambt dat voor hem scheen weggelegd, ging aan hem voorbij. Hij gaf Nederlandse les aan Lodewijk Napoleon en werkte aan de totstandkoming van een Koninklijke Bibliotheek.
Men schrijft het motto van de Orde van de Unie, "Eendracht maakt macht" toe aan Bilderdijk, een fanatiek voorstander van een moderne eenheidsstaat, die de koning Nederlands leerde en voor de tekst op de keerzijde "Doe wel en zie niet om" het beroemde ezelsbruggetje "D'ou elle ainsi ni d'homme" bedacht. Het betekent zoiets als "Als het geen vrouw was, moet het een man geweest zijn".
Na de Leidse buskruitramp in 1807, waarbij Bilderdijks huis onbewoonbaar was geworden, trok het gezin naar Den Haag en vervolgens naar Amsterdam.
Ondanks de gunsten die Lodewijk Napoleon hem verleende, voelde Bilderdijk zich nog altijd ziek en ongelukkig. Het gezin werd bovendien getroffen door vele miskramen. Hij wilde niets liever dan hoogleraar worden, maar zijn moeilijke karakter had hem niet geliefd gemaakt. Tot overmaat van ramp verloor hij met het vertrek van Lodewijk Napoleon in 1810 ook een deel van zijn inkomsten. Ondanks de productieve periode waarin hij veel werk verrichtte, leefde hij van brood en gerstewater en zocht hij zijn toevlucht in het gebruik van opium.
Inmiddels was het enthousiasme voor de Fransen omgeslagen in haat. Gelukkig beschouwde de nieuwe monarch Willem I Bilderdijk nog steeds als een trouwe volgeling van het Oranjehuis. Hij verleende hem een jaargeld, maar kon hem niet aan het begeerde professoraat helpen.
In 1817 vertrok Bilderdijk naar Leiden, waar hij tien jaar onder beroerde omstandigheden zou verblijven. Als privaatdocent gaf hij les in de vaderlandse geschiedenis, waardoor hij grote politieke en religieuze invloed uitoefende. Zijn voornaamste leerling Isaäc da Costa publiceerde in 1823 het geruchtmakende en geheel in Bilderdijkiaanse trant geschreven "De Bezwaren tegen den Geest der Eeuw". Bilderdijks reactionaire denkbeelden leidden tot heftige polemieken, die hem meer vijanden dan vrienden opleverden. Verbitterd vertrok hij in 1827 uit Leiden, waar hij ruim vijfentwintig dichtbundels en talloze verhandelingen en vertalingen had geschreven, naar Haarlem. Daar stierf in 1830 zijn geliefde vrouw en bleef hij achter met zijn zoon Lodewijk. Bilderdijk gebruikte in deze jaren geregeld het pseudoniem "Graaf van Teisterbant". Eind 1831 stierf de dichter in zijn huis aan de Grote Markt in Haarlem op vijfenzeventigjarige leeftijd.
De blijvende betekenis van Bilderdijk voor de Nederlandse cultuur ligt vooral in zijn werk als privaatdocent vaderlandse geschiedenis in Leiden. Hier verzamelde hij een groep jonge mannen om zich heen die later belangrijk zijn geweest in het zogenoemde Het Réveil, een internationale opleving in de christelijke wereld aan het begin van de 19e eeuw. Bilderdijk kan als de geestelijke vader van het Nederlandse Het Réveil worden aangemerkt. Tot de personen die zijn privaatcolleges bezochten behoorden onder meer: Isaäc da Costa, Abraham Capadose, Willem van Hogendorp, Dirk van Hogendorp, Willem de Clercq en Guillaume Groen van Prinsterer. Door de dissertaties en de activiteiten van deze mensen heeft Bilderdijk een stempel gezet op het geestesleven van de 19e eeuw. Mede door hun toedoen werd de overheersing van het Liberalisme gebroken. De historicus Jan Romein rekent hem tot de erflaters van onze beschaving.
De collectie van het Bilderdijk Museum bevat niet alleen handschriften van Bilderdijk (brieven en kladaantekeningen), maar ook bijzondere attributen waaronder afgietsels van Bilderdijks rechterhand.
[bewerken] Bibliografie(en) De ondergang der Eerste Wareld (1809/1810
Voor een compleet overzicht, zie: Willem Bilderdijk in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren